Een laatse keer roeren in de dooppot!
Het studentenleven ligt inmiddels een aantal maanden achter mij, maar de herinneringen eraan reduceren de sindsdien vervlogen tijd tot enkele ogenblikken. Vandaag werk ik bij een bank, maar de jaren hiervoor was ik een van de geprivilegieerde studenten die het najaar doorbracht tussen schachtenpap en afvalcontainers - iemand die zichzelf ‘doopcontroleur’ mocht noemen.
Tijdens mijn laatste sollicitatiegesprek toonde de HR manager bijzondere interesse in de Gentse doopcontrolewerking. Trots lichtte ik toe hoe we met de verenigingen werkten rond het bevorderen van groepsgevoel boven groepsdruk en hoe we eerstejaars een zorgeloze doopervaring konden bezorgen door aan expectations management te doen en vertrouwenspersonen ter beschikking te stellen. Drie jaar lang was het mijn taak om samen met de stad, de universiteit en de verenigingen te waken over de normen en waarden die we uitdragen en op die manier een veilige dooptraditie te verzekeren. Al die tijd heb ik, als vertegenwoordiger van onze verenigingen, de dooptraditie met passie en vertrouwen verdedigd, maar ironisch genoeg werd mij nooit eerder de vraag gesteld, die brandde op de HR managers lippen: “en, wat is jouw visie op dopen?”
Mijn eigen visie op dopen heb ik in het begin van mijn doopcontrolejaren buiten beschouwing gelaten. Komende van een niet-dopende vereniging, was ik me pijnlijk bewust van mijn eigen onwetendheid en wist ik dat mijn ogen gaandeweg zouden opengaan. Niks was minder waar, maar niet zoals ik het had verwacht. Als controleur heb ik de meest beruchte dopen vanop de eerste rij gezien en misschien wel net voor die dopen het meeste respect gekregen. Het unieke perspectief als controleur bestaat erin dat je vanaf de eerste voorbereidingen de verenigingen begeleidt en dus ook als geen ander leert hoe individueel verschillend dopen zijn, wat ze voor elke vereniging betekenen en vooral hoeveel energie, middelen en creativiteit de doopcomités bundelen om hun nieuwe leden van een memorabel initiatiemoment te voorzien.
Door de jaren heen is mijn blik op het hele doopproces sterk geëvolueerd. Op het moment dat ik mede verantwoordelijk werd voor een grondige revisie van het doopdecreet, handelde ik gelukkig niet meer vanuit onwetendheid. Tijdens de doopconferentie die we in 2022 met de stad en het universiteitsbestuur organiseerden, groeide het inzicht dat onze blik op dopen gekleurd wordt door het narratief dat we meekrijgen. Het was mijn taak om het narratief van de verenigingen in het decreet te integreren, om vanaf dat moment hún verhaal te vertellen. Dat verhaal is een mooi verhaal - een van vriendschap en samenhorigheid, veel meer dan het sadisme dat ons door de samenleving soms wordt aangepraat - maar tegelijkertijd is het een verhaal dat je moeilijk aan de buitenwereld kan laten zien.
Het doopgeheim maakt inherent deel uit van de dooptraditie. Wie de geheimhouding wegneemt, ontneemt de deelnemers ook van de spannende ontdekkingstocht die ze samen ondergaan. Te veel inhoudelijke transparantie is dus niet wenselijk, maar voldoende transparantie is een noodzaak. Wat we namelijk wél kunnen delen met de buitenwereld zijn de doopcontrolemechanismen die erachter schuilgaan. De manier waarop controleurs elk draaiboek nakijken en doorspelen aan de ordediensten, hoe ze drie maanden lang op pad gaan om elke doopactiviteit te controleren, de vele initiatieven die ze ondernemen om deelnemers op hun gemak te stellen of om verenigingen in het gareel te houden die dreigen het te bont te maken.
Mijn hoop was om de doopcontrolewerking op die manier verder uit te bouwen dat het een bron van vertrouwen kan zijn voor elke student die overweegt om deel te nemen aan een doopritueel en elke ouder die met vragen zit erover. Je al dan niet laten dopen, moet aan het einde van de dag je eigen keuze blijven. Als studenten die vandaag geïnformeerd kunnen maken, dan heb ik alvast mijn job gedaan.